Mattheüs 18: 23-35. Gelijkenis kwijtschelden schulden
Deze cantate uit Bachs eerste jaar in Leipzig is een vergelijkenderwijs weinig pretentieus werk, maar weet ondanks zijn beknoptheid een duidelijke boodschap over te brengen. Deel 2 en 3 spreken van de zonde en obstinaatheid van de mens die onontkoombaar tot Gods oordeel zal leiden. Deel 4 en 5 contrasteren daarmee sterk en benadrukken juist de verlossing die door Jezus teweeggebracht is.
Maar eerst is daar God zelf die tot ons spreekt in de openingsaria. We horen hem als hij zich - zoals beschreven in het boek Hosea - hardop afvraagt of hij het volk van Israel zal straffen zoals hij dat eerder deed met de steden Sodom en Gomorra. Of, en dat is Zijn dilemma, zal hij toegeven aan Zijn verlangen om barmhartig te zijn? Bijbelwoorden worden bij Bach meestal vertolkt door een koor maar mogelijk vind hij dat in dit geval, God zelf spreekt tot ons, ongepast. Hij laat het deze woorden zingen door de bas, doorgaans de vertolker van Christus (de Vox Christi) maar hier dus optredend als de Vox Dei.
Qua vorm is het openingsdeel een combinatie van arioso en aria omarmt door een ritornello van het orkest. We horen een klaaglijk motief in de hobo’s (er dreigt straf) en tegelijkertijd klinken er vraagtekens in het aandeel van de strijkers. God de vader moet wraakzuchtig zijn t.a.v. zijn weerspannige kinderen maar de vele stiltes in zijn overpeinzingen (fermates) benadrukken zijn twijfel.
Hoewel Bach een jachthoorn (corno da caccia) aan zijn instrumentatie toevoegd beïnvloed dat de muzikale structuur van deze cantate niet. In de finale speelt de hoorn de cantus firmus en in de opening deelt Bach het instrument alleen een begeleidende rol toe. Dat brengt Alfred Dür tot de veronderstelling dat Bach alleen maar de bedoeling had een getalenteerde musicus een mogelijkheid te geven om mee te spelen. De partij kan ook later toegevoegd zijn. De hedendaagse organisator van cantate-uitvoeringen moet niet zelden veel moeite doen om een hoornist te vinden die deze partij wil spelen en dat is tegen deze achtergrond wel enigszins vermakelijk.
Daarna mag de alt zich, op belerende toon, tot de zondaar richten met teksten van de apostel Jacobus; de onbarmhartige wacht een onbarmhartige afrekening luidt de boodschap. Met name in de aria (3) wordt de hardheid van God's oordeel benadrukt en de gedachte aan wraak verbeeld. Treffende coloraturen horen we en ongewone harmonieën en een bezetting - alleen continuo - die streng is en daarmee onverbiddelijk. Er mag geen enkel obligaat instrument meedoen om de kilte te verzachten.
De sopraan, als zo vaak de voorbeeldige gelovige, mag dan het keerpunt in de cantate inluiden. Haar recitatief (4) heeft ook weer een arioso aan 't einde. Daarmee richt zich de aandacht op de nu volgende aria die een dansant menuet-ritme volgt. Na drie karig geïnstrumenteerde delen mag nu dan toch een hobo aantreden met een opwaarts wijzend thema dat uiteindelijk door solist en continuo wordt gedeeld; Christus’ dood heeft ons verlost van alle schuld.
En wat vinden we er van? Wisselend, moeilijk iets van te zeggen, soms.....Nee, laat ik maar eerlijk zijn: deze vind ik echt niet zo bijzonder. Deze cantate wordt eigenlijk nooit uitgevoerd en dat is goed te begrijpen.
Een cantate uit de grote groep van koraalcantates met alle daarbij behorende kenmerken, met als basis de niet zo bekende hymne 'Straff mich nicht in deinem Zorn'. Bij een koraalcantate zijn de woorden en de melodie van het eerste en het laatste couplet behouden gebleven. De middelste strofes zijn geparafraseerd en wel in de stijl van het madrigaal. Weten wij nog wat het madrigaal is? In feite is het de tegenpool van het geestelijke motet. Uitgangspunt bij het madrigaal is een profane tekst die voor meerdere stemmen wordt getoonzet. Vanaf het tweede kwart van de zestiende eeuw groeit het genre uit tot een ware speeltuin waarin componisten op allerlei manieren proberen een bestaande tekst te illustreren in de muziek (met z.g. madrigalismen). Bach gebruikt nu deze wereldse muzikale vorm voor zijn kerkcantates en doet hiermee wat hij eigenlijk altijd al doet nl. gebruik maken van alles wat hem - ongeacht de herkomst - ten dienste staat. En wat betreft de tekst; ook hier wordt zeer vrij mee omgesprongen. Bach gebruikt slechts gedeelten van de oorspronkelijke tekst en brengt ze in een zeer vrije zetting over naar deze cantate. Alleen het eerste en laatste couplet neemt hij ongewijzigd over.
De koraalfantasie (1) is in vergelijking met de beide aria’s nog levendig; een cantus firmus van de sopranen verheft zich hoog boven het gewoel van alle andere stemmen en instrumenten. De aria voor de alt (2) op een siciliano ritme is ondanks alarmerende teksten en opoepen tot waakzaamheid in feite een slaaplied wat maar heel kort (bij ‘ewige Tod’) in een allegro overgaat. En ook de tweede aria voor de sopraan (4) is langzaam, molto adagio maar liefst. Dit is het deel van de cantate wat bij mijn zegslieden (de deskundigen) tot de meest euforische reacties leidt die ik eerlijk gezegd niet zonder meer kan invoelen. Want wat zeggen de deskundigen? Parry:
"Mache dich, mein Geist bereit' is especially notable for one of the most exquisite solos in all the cantates, the soprano aria 'Bete, bitte!"
Vestdijk zegt over dit stuk:
"Subtiele tweestemmigheid, waarbij telkens in sequensen noneakkoorden van verschillende soort ontstaan, buitengewoon mooi".
Maarten 't Hart:
"Dit is nu één van die stukken die maken dat je je leven lang voor Bach op je knieën ligt".
Toe maar! Op onze knieën! Ach, voor mij is deze hele cantate is er zo één waarbij ik heel lang blijf twijfelen. Doet het iets? Nee dus, en ook de versies van Richter, van Gardiner zelfs kunnen hier niets aan veranderen. Het is in mineur en het blijft in mineur. Later koop ik de cantate nog een keer in een versie door Het Ensemble Baroque de Limoges o.l.v. Christophe Coin. Maar ondanks de sterrenbezetting (Christoph Prégardien en een nog jonge en onbekende Andreas Scholl) wordt het luisterplezier voor mij ook nu niet verhoogd. Bij Rilling is daar Arleen Augér die aantreedt in de sopraan-aria en ja, dat is natuurlijk een prachtige stem.
Wie trouwens wil reageren, wees welkom via een mailbericht aan mij. Deel uw mening! Ligt U op uw knieën voor BWV 115?
Dit is opnieuw een cantate die ons volledig doordrenkt met de gedachte dat wij schuldig zijn.
‘Door onze schuld, door onze schuld, door onze grote
schuld’
In zijn derde en vierde jaar te Leipzig schrijft Bach niet langer elke week een nieuwe
cantate. De cantates die hij nu schrijft zijn doorgaans solocantates, zoals deze BWV 55, die bedoeld is voor de 17e november 1726. We zijn in de periode van het kerkelijk jaar dat de kerk zich
bezig houdt met de dood. Het thema voor deze zondag is dan ook de 'eindafrekening'. We horen in de schriftlezing de gelijkenis van de ondankbare knecht. Zijn schulden zijn hem kwijtgescholden.
Hij mag zich daarmee gelukkig prijzen maar hijzelf treedt meedogenloos op tegen een collega van wie hij nog geld tegoed heeft en het is hiervoor dat hij ter verantwoording geroepen wordt. De
centrale gedachte in de cantate is dan ook de tegenstelling tussen God en de mens.
‘Gott ist gerecht, ich ungerecht’
Deze cantate heeft eigenlijk een heel simpele structuur, zowel naar vorm als naar inhoud. Een aria en een recitatief behandelen de neiging naar zonde van de mens en
vervolgens horen we in een aria en een recitatief de vraag om Gods genade, een koraal vormt vervolgens de conclusie.
'Bin ich gleich von dir gewichen, stell ich mich doch wieder ein'
Na een sombere inleiding in voornamelijk g-klein verschijnt in de eerste aria de tenor
met een instrumentaal ensemble waarin - opvallend is dat - de altviool niet voorkomt. De altviool is nu juist het instrument dat zich beweegt in hetzelfde register als de solist. De tenor,
schuldbewuste zondaar, wordt daarmee nog meer solist, ook muzikaal gezien, en krijgt zo alle ruimte om in een klaaglijke, droefgeestige sfeer uiting te geven aan zijn uitzichtloze toestand. Op
een zeker moment maakt hij zich ook nog even los van zijn begeleiders als hij ‘mit Furcht und Zittern’ voor Gods rechterstoel verschijnt.
Het secco recitatief (2) geeft een verklaring voor het 'Furcht und Zittern', de mens heeft tegen Gods wil gehandeld.
‘De aarde noch de verste zeeën, de hel noch de hemel bieden vluchtwegen voor Gods blik’
Er rest slechts het aanroepen van God met de vraag om barmhartigheid. En hier volgt dan de tweede aria die eindigt met de roep ‘Erbarme dich’ (3) die Bach
een paar maanden later in de Matthäus Passion zal gaan gebruiken. Daar wordt het net als hier gevolgd door het koraal 'Bin ich gleich von dir gewichen’.
Maar eerst is er nu nog dat tweede recitatief waar de rust weerkeert met erg mooie, lange akkoorden van de strijkers (nu mét de altviool) waarbij het nog eens
herhaalde ‘Erbarme dich’ des te dringender klinkt. Het koraal wat vervolgens de cantate afsluit is uiterst rustgevend getoonzet en niet zonder reden;'Ik heb me van U
afgewend maar ik keer terug'.
Een cantate voor één solist is eigenlijk veel persoonlijker dan wanneer daar in de kerk een aantal mensen naar voren treedt. Maar het vraagt wel veel van de betreffende tenor.
‘Da wohnet Gott, der mir das Urteil spricht’
Dat zegt hij aan het eind van het eerste recitatief. Wat mij betreft is dat de meest indringende passage van deze cantate. Wat een dramatische tenor horen we daar bij
Leonhardt. Het is, zoals je kon verwachten, Kurt Equiluz. Als hij het moet opnemen tegen zijn tijdgenoot Ernst Haeflicher die bij Richter aantreedt dan geef ik de voorkeur aan
Ernst. Heel mooi!
Maarten 't Hart merkt op dat dit de enige solocantate voor tenor is; een prachtig werk, m.n. de eerste aria. Er verschijnt een nieuwe versie op cd. Ian Bostridge met Europa
Galante, en het klinkt minder Italiaans dan je misschien zou verwachten. In Luister wijdt Maarten een recensie aan deze CD. We weten al, schrijft hij, dat Ian als zanger de pathetiek
niet schuwt. De wil om deze muziek zo expressief mogelijk op te laden vinden we hier terug. De muziek is, zoals bij de tekst past, doortrokken van rethorische figuren. Bij een beheerste
voordracht is de rethoriek van de muziek eigenlijk genoeg, wordt er onder hoogspanning gezongen, zoals hier, dan is dat al gauw teveel.
Ben ik het met deze kritiek eens? Jawel.
30.11.08 Tenor Mark Omvlee lijkt steeds meer op Nate uit Six Feet Under. Maar Nate is deze week ten grave gedragen, althans op de Nederlandse buis. Mark staat hier nu in levende lijve voor ons, in de Oude Lutherse kerk te Amsterdam. Nee, we komen niet voor niets naar de kerk. Mark zingt mooi. Zie, zo lang het nog kan deze website. In 2011 zijn de laatste concerten van dit gezelschap.