En dan mijn mailbox van 17 april 2007:
Geachte heer Nieuwkerk,
Op zoek naar informatie over Bachcantate 37, die binnenkort in een cantatedienst in Eelde uitgevoerd zal worden, stuitte ik op uw weblog. Een leuk gegeven in uw informatie over deze cantate vond ik het nummeralfabet. Alleen kom ik niet op hetzelfde totaal. Ook als ik uitga van I en J als één letter en dus een totaal van 25 letters in het alfabet, dan kom ik nog uit op een totaal van 280. Het verschil zit hem in de woorden Wer (44 i.p.v. 43), gläubet (65 i.p.v. 70) en wird (52 i.p.v. 51). Waar zit hem dat in. Maak ik verkeerde optellingen? Ontbreken er nog meer letters (bijv. U en V als één letter)? Hoe kom ik dan bij gläubet zoveel lager uit? Kunt u mij hierover uitsluitsel geven?
Hartelijk dank.
Met vriendelijke groet, Els Beelen
Ja, ik vond dit verhaal, afkomstig uit de toelichting van Ruth Tatlow bij de Gardiner-uitvoering zo intrigerend dat ‘ik het direct overgenomen heb in mijn Web-log. Zonder dat alles na te rekenen overigens. Wat bijzonder dat Els dit wel doet en dan tot deze conclusie moet komen. Na wat heen en weer schrijven wordt er een oplossing bedacht. De ‘U’ en de ‘V’ worden beide als ‘V’ geschreven (dat is gebruikelijk in het kerklatijn in die periode) en ze vertegenwoordigen dus dezelfde waarde in het nummer-alfabet. Dan kloppen de totalen van ‘wer’ en ‘wird’. Als vervolgens bij ‘gläubet’ de Umlaut vervangen wordt door een ‘e’ (wat in die tijd heel gebruikelijk is) dan komen we op het totaal van 70. We moeten natuurlijk niet van het hedendaagse Duits uitgaan.
En sindsdien krijg ik uitnodigingen voor uitvoeringen van Capella Groningen.