Cantate 86 is bedoeld voor zondag 14 mei 1724, voor zondag Rogate. In de cantate gaat het over Jezus' belofte"Als gij mijn Vader iets vraagt in mijn naam, zal hij u dat geven"(1) ook al lijken doornen (2) het plukken van rozen te hinderen, God is betrouwbaar (3, 4), ook als er wat tijd overheen gaat (5) immers, hij kiest zelf het ogenblik (6).
In de cantate komt Jezus direkt aan ‘t woord (1) en wat hij zegt komt rechtstreeks uit het Evangelie van Johannes (vers 16). Het is een arioso met een plechtig karakter, motet-achtig, quasi-vocaal vijfstemmig want de stemmen worden gevormd door de violen tezamen met de vocale partij namelijk Christus zelf. Dat archaïsche van een plechtig motet dat moet ook Bachs bedoeling geweest zijn; hij gebruikt dat genre regelmatig om gezaghebbende, tijdloze bijbelse waarheden mee uit te drukken en door de verschillende stemmen van het motet aan instrumenten toe te wijzen voorkomt hij dat er in groepsverband een tekst gezongen wordt die toch duidelijk uit de mond van Christus komt.
De alt-aria vervolgens (2) is ingebed in een zeer virtuoze vioolpartij die werkelijk een volkomen andere weg volgt dan de solist. Maar de in de tekst genoemde stekeligheden ('rozen hebben doornen' zong Anneke Grönloh destijds) zijn duidelijk hoorbaar in de figuren van de viool terwijl de bestendig voortstappende continuobas Gods betrouwbaarheid bij ons in beeld brengt.
Een groot contrast vormt dit met het hierna volgende sopraankoraal (3). Solistisch dit keer met mooie dansante omspelingen van twee oboe's d'amore samen met de fagot. Ik zeg 'dansante omspelingen' maar wat we hier horen is voor de musici wel enigszins een uitputtingsslag; 72 zestiendenoten op rij zonder ook maar één ademhalingsmoment.
En vervolgens een kort en simpel recitatief van de tenor (4) maar wel met duistere harmonieën omgeven die uitdrukking geven aan de woorden dat de beloften der wereld niet altijd worden ingelost. Maar inmiddels horen we ook het hoge register van de zangstem en melodische versieringen die tegelijkertijd het vooruitzicht van vreugde bieden. Met 'Lust en Freude' slaat Bach een brug naar een volgende, meer optimistische aria en komen we aan in de toonsoort E-groot, daar begon deze cantate ook mee en het is de meest positieve waarover hij beschikt.
In de tenor-aria (5), en dat is een tegenstelling met de eerdere aria van de alt, is de concertante viool voortdurend bezig met anticiperen op alle vocale motieven die in de aria verder worden ontwikkeld. Het is voortdurend parafraseren, herscheppen, herhalen van motieven die we vanaf het allereerste begin al horen. De kracht zit hier in de herhaling, zoveel is duidelijk. De ons onbekende tekstdichter verklaart dat wij allen vertrouwen in God moeten hebben, en opdat we dat beter zullen onthouden voegt hij daar nog wat overbekende zegswijzen aan toe. Er mag dan discrepantie lijken te bestaan tussen het maken en het nakomen van beloftes maar hij biedt ons het inzicht dat we moeten wachten op het juiste moment.
'Gott hilf gewiss'
Een nogal gewone, maar toch wel mooie cantate vind ik het. Die alt die zich een weg moet banen door allerlei stekeligheden, een zelfverzekerde tenor. En ach, wat kan het een verademing zijn; bij Rilling horen we een echte sopraan i.p.v. de gebruikelijke countertenor, en als die sopraan Helen Watts heet dan is het werkelijk prachtig. Nu eens even geen jongenssopraantje en ook geen hysterische Kurt Equiluz.
De alt-aria wordt nader besproken op de website van de Nederlandse Bach Vereniging.
Wat Bach er precies mee bedoelt, is niet eenduidig. ‘Voor mij is het meer het vertrouwen om rozen te plukken’, zegt contratenor Robin Blaze. ‘Ik doe dit, ondanks de doornen. Ik neem het leven zoals het is.’
De vioolfiguraties bestaan uit harmonische brekingen. Bach noteerde ze in vlugschrift, als lange noten boven elkaar, elk met een eigen stok. ‘Je breekt ze letterlijk’, legt violist Shunske Sato uit. ‘En als je het uitschrijft, ziet het er heel doornig uit.’ Zogenaamde Augenmusik dus, muziek waarvan de visuele aanblik de betekenis verraadt.
Zondag Rogate, ook wel bidzondag genoemd, is in de christelijke jaarkalender de naam voor de vijfde zondag na Pasen. Hierdoor is zondag Rogate ook de laatste zondag voor Hemelvaart. In de Katholieke Kerk worden de dagen tussen Rogate en Hemelvaart de kruisdagen genoemd. De naam Rogate is afgeleid van het Latijnse woord voor bid. De zondag kreeg deze naam doordat op deze zondag in de Katholieke Kerk gebeden werd voor een goede opbrengst van het land. Door de reformatie zou dit gebruik later overgenomen worden op de Biddag voor gewas en arbeid.
Leeswaarschuwing: deze keer eerst even luisteren?
Mooie hobo's horen we in de alt-aria maar zoals vaker het geval is; het is de voorlaatste aria die 't em doet, die van de tenor. Jawel, een heel mooie cantate is dit en wel vanaf de eerste noot. Maarten 't Hart besteed maar liefst een hele pagina aan de tenor-aria. Hij is nieuwsgierig gemaakt door wat Schweitzer erover schrijft in zijn boek.
"Gehort zu den herrlichsten, die der Meister geschrieben hat."
Maarten heeft lang op deze aria moeten wachten. Er zou een opname met Werner zijn maar die is niet te krijgen. Hij bestelt de partituur. Die aria lijkt op het eerste gezicht een doodgewone franse gigue. Het lijkt ook één van de langste melodieën die Bach gecomponeerd heeft. Heel opmerkelijk zijn de wijde intervallen. Al in de eerste maat tref je een verminderde septiem omhoog aan. Die moet de tenor even later opnieuw zien te treffen. Hij hoort de aria voor 't eerst op een zondagavond. Even na zes uur in een programma van Jan Pasveer en het maakt indruk.
"Ik zie zelfs nog voor me hoe 't licht valt in de kamer waarin ik die aria voor 't eerst hoor. Het is eigenaardig dat zo'n eerste kennismaking met zo'n ongelofelijk muziekstuk als het ware lijkt op de eerste kus. Ook zoiets waarvan je geen enkel detail ooit nog vergeet. Er is nauwelijks één andere melodie van Bach die me op moeilijke momenten zo heeft weten op te beuren als deze supereure notenvolgorde. Opmerkelijk is de verwantschap van deze ernstige aria met die van Lieschen uit de koffiecantate ('Heute noch'). Ook een beeldschone melodie. En zeker een echte Franse gigue, wat deze aria bij nader inzien toch niet blijkt te zijn".
Nee, dit is een siciliano. Dat is een stuk dat een pastorale stemming schept, maar in deze siciliano ontbreken, zoals gebruikelijk is bij Bach, de dissonanten niet. En misschien is de plaats die de aria krijgt toebedeeld ook wel heel belangrijk voor het effect ervan. Want het moet gezegd, tot op dit moment is dit werk nauwelijks sprake van enige vreugde. Maar dan, met deze tenor-aria, veranderd alles. Een algehele uitbarsting van vreugde is het beslist niet, dat zou ook nauwelijks geloofwaardig zijn binnen de architectuur van dit werk. Het zou ook niet de essentie van deze tekst weergeven die nu juist een uitgebalanceerde combinatie van heel verschillende gemoedstoestanden wil weergeven; enerzijds verwachten wij dat we zullen lijden, anderzijds weten wij dat Jezus ons hulp zal bieden en kalmte brengt.
Ich will leiden, ich will schweigen,
Jesus wird mir Hülf erzeigen,
denn er tröst’ mich nach dem Schmerz.
Weinig componisten kunnen dit soort complexe emoties met dezelfde trefzekerheid uitdrukken als Bach. De meest donkere gemoedstoestanden worden bij hem genuanceerd door zijn vermogen om verschillende gevoelens simultaan tot uitdrukking te brengen. Hij creeërt hier een indruk van ultieme improvisatie als viool en stem hun zachte melodieën om elkaar heen weven en aldus de vredige en onbaatzuchtige zekerheid van Christus’ zielerust gevierd wordt. Deze aria is de onbetwiste hoeksteen van de cantate, een uitdrukking van kalme, persoonlijke acceptatie, als tegenstelling van een extraverte jubel. Maarten ’t Hart:
“Wat had ik moeten doen in al die moeilijke uren waarin de cantates mij getroost, opgebeurd, opgemonterd, bemoedigd hebben, en op al die ellendige momenten waarbij ik de tenor-aria uit cantate 87 maar hoefde te fluiten om mij alweer beter te voelen?”
Maar iedereen die wel eens een ogenschijnlijk simpele melodie van Bach fluit weet hoe bedriegelijk moeilijk dat is.
Welke uitvoering moeten we hebben? Kurt Equiluz zingt mooi, maar de ideale uitvoering vinden we bij Karl Richter. Het is Peter Schreier die we daar horen en wat Richter met het orkest doet (zò langzaam) is werkelijk prachtig. En bij dit soort uitvoeringen moeten we toch eigenlijk de hele cantate beluisteren, de hele cantate waarin zich dan zo'n aria aandient als een pronkstuk in dat geheel. Gardiner moet ook in de collectie.
Ook veel indruk maakt de live uitvoering op de avond van 20 mei 2007 als ik met Chris in de Westerkerk ben onder het gehoor van ds. Oosterwijk. Zo ontroerend als zij is in haar gebed tot een God waar wij maar nauwelijks meer in geloven, zo mooi is ook tenor Donald Bentvelsen als hij Jezus aanroept in die prachtige aria.
Bronnen: Maarten ‘t Hart/Julian Minchham
Gigue - De gigue is een zeer snelle dans, waarvan het ritme een veelvoud is van drie. De dans, die afkomstig is uit Schotland en Ierland, werd door verscheidene klassieke componisten gebruikt in hun composities. De gigue, die verwant is aan de Engelse dans Jig, was reeds omstreeks 1600 in Engeland bekend. In de tweede helft van de zeventiende eeuw werd deze dans ook bekend op het Europees continent. Een gigue komt vaak voor als slotdeel van een suite, waarin naast de gigue, ook andere dansen voorkomen zoals de allemande, de sarabande, de courante, en de gavotte.
Siciliano - Siciliaanse landelijke dans in een matige beweging en 6/8 maat. Alla Siciliana [It.] is een muzikale voordrachtsaanwijzing. Alla siciliana betekent: op de wijze van een siciliano.