Johannes 2: 13-22. Jezus schoont het tempelplein

Gott der Herr ist Sonn und Schild                   BWV 79



De cantate ‘Gott der Herr ist Sonn und Schild’ heeft een riante bezetting; behalve strijkers en continuo twee hobo's, twee hoorns en pauken. Feestelijk is het en dat zal ongetwijfeld verband houden met het feit dat deze cantate bedoeld is voor Hervormingsdag. Er zijn aanwijzingen dat Bach, in tegenstelling tot zijn gebruikelijke praktijk, zes maanden eerder al begint te componeren aan dit werk.

 

De opening klinkt als een ceremoniële optocht, alsof wij voor ons zien een bewegend tableau van het Lutherse volk, al marcherend gaat men voort. Maar hun strijdbaarheid is zeker niet grimmig, eerder wordt een sfeer van uitbundige vreugde en van bonhomie bereikt. Als ondersteuning van die triomfantelijke fanfares van de hoorns horen we indringende paukenslagen die als we het vrij mogen interpreteren doen denken aan het hameren van de stellingen van Luther op de eiken deur van de kerk. Het is immers 31 oktober. Na 12 maten is dat weer voorbij, tijd voor de blazers om te ademen en om ruimte te maken voor geanimeerde fuga-inzetten (fugato’s) van strijkers, fluiten en hobo's. Als dan het thema van de hoorns terugkeert, het zweeft hoog boven de uitwerkingen van die fugato’s, dan is het om ons voor te bereiden op de grote entree van het koor. De stemmen komen dan één voor één binnen met een werkelijk majesteitelijke grandeur; hier heerst een glans die eerder de suggestie oproept van cherubijnen en serafijnen dan van de stevige Lutherse Hausfrauen die vandaag ongetwijfeld de kerk bevolken. 

 

‘Geen goed zal Hij onthouden aan hen die in oprechtheid wandelen.'

 

Een belangrijke boodschap in dit openingskoor. Bach heeft een buitengewone controle over zijn materiaal en er klinkt dan ook een langdurige fuga op het inmiddels vertrouwde thema. Hij maakt zes paar entrees in strettos, op de maat, vervolgens op de halve maat, soms unisono, dan weer op het octaaf, op een kwart, en zo voorts, waarna een antwoord volgt, twee maal direct en vier maal in een omkering. Gillies Whittaker, die naast het schrijven van uitgebreide analyses van Bach’s cantates, ze ook allemaal uitvoert gedurende een aantal jaren na de Eerste Wereldoorlog, bekent dat hij 'zelden zulke spirituele verrukking gevoeld heeft als bij het uitvoeren van deze prachtige koren'. 

 

Met zijn voorliefde voor grote veranderingen van schaal en abrupte schakelingen van algemene naar privé gevoelens, vervolgt Bach met een aria voor alt met hobo obbligato (2). Bedriegelijk eenvoudig klinkt het. Maar de gesyncopeerde spanning van de eerste maten en ook de steeds variërende opdeling van de zinnen, ze plagen het oor.

 

Ter begeleiding van het nu volgende koraal (3) keert de muziek van 1 terug, hoorns en pauken met hun marcherende thema, maar het zijn dit keer alleen de hoornfanfares, niet de strijdlustige fugamotieven. Ze dienen als achtergrond voor Martin Rinckart's overbekende hymne 'Nun danket alle Gott'. Een stevige melodie die in Bach’s harmonisatie dit drieluik tot een goed einde voert, mogelijk is dit het punt waarop in Leipzig de preek zal volgen.

 

Het tweede deel van de cantate is misschien minder indrukwekkend, al is er een verrukkelijk duet voor sopraan en bas (5), beginnend met een parallelle beweging in tienden, onschuldig in de manier waarop een Adam en Eva gelijkend paar (voor de zondeval) hand in hand voortgaand Gods bescherming inroepen. Zelfs horen we hier een pre-echo van Papageno en Papagena, een Mozartiaanse impressie, nog versterkt door een hint van ‘Eine kleine Nachtmusik’ in de viool ritornelli. Hoewel Bach zijn best doet om zich tegen deze muziek teweer te stellen en om gevaar te suggeren in zijn weergave van het 'razen van de vijand' blijven zijn vijanden toch een stuk minder bedreigend dan de hardnekkige, spookachtige kwelgeesten van Luther geweest moeten zijn.

 

Blijkbaar is Bach zelf tevreden over deze cantate want hij hergebruikt maar liefst drie delen voor zijn Lutherse missen. Ik maak kennis met deze muziek via Gustav Leonhardt en zijn consort en ik vind dit dan 'helemaal niet onaardig'. Soms zijn (valse) blazers zoals bij Leonhardt toch wel mooi en ook het duet na het bekende 'middenkoraal' is opvallend. Volgens Maarten 't Hart heeft dat duet, hoe anders het ook is, dezelfde lichte zwierigheid als dat uit 78. Een mooie cantate.

 

 

Bronnen: Wikipedia/John Eliot Gardiner/Maarten 't Hart

Hervormingsdag is een herdenkingsdag op 31 oktober in verschillende protestantse kerken. Deze dag staat in het teken van Maarten Luther die op 31 oktober 1517 zijn 95 stellingen tegen situaties in de Rooms-katholieke Kerk zou hebben gepubliceerd. Uiteindelijk leidde het verzet van Luther tot een breuk met de Rooms-katholieke Kerk. In de 16e eeuw zijn toen de protestantse kerken ontstaan.

 

Op de hervormingsdag wordt veelal aandacht gegeven aan de centrale thema's in de prediking en de reformatie van Luther. Luther wilde de kerk uiteindelijk weer terugbrengen bij de Bijbel, Christus, de genade en het geloof. In de Rooms-katholieke Kerk van zijn dagen waren deze zaken volkomen op de achtergrond geraakt. De paus beheerste volledig de kerk. De kerk was in zijn dagen soms meer instrument voor machtspolitiek, dan middel tot verbreiding van het Evangelie van de persoon van Jezus Christus.

 

Luther is zijn verzet tegen de Rooms-katholieke Kerk begonnen met het openbaar maken van 95 stellingen tegen de aflaat. Het staat historisch gezien niet vast of hij werkelijk deze stellingen heeft aangeslagen op de deur van de Slotkapel van Wittenberg, Duitsland, zoals wel eens wordt gesteld. Luther publiceerde zijn stellingen aanvankelijk niet in het Duits (de volkstaal) maar in het Latijn (de taal van de geleerden in die dagen). Luther hoopte in theologie en kerk het gesprek over de aflaat en de verwording op gang te kunnen brengen. Als monnik en priester kreeg hij concreet met de gevolgen van de verwording te maken. Daartegen wilde hij de centrale boodschap van het Evangelie, namelijk de vergeving der zonden door het bloed en offer van Jezus Christus, weer centraal stellen. Zijn poging werd door Paus Leo X ten enenmale niet onderkend. Het heeft Luther verrast dat zijn stellingen binnen de kortste keren en over een breed front in de samenleving weerklank hebben gevonden.

 

Binnen de Lutherse kerk, wordt de reformatiedag beschouwd als een van de belangrijkste kerkelijke dagen. De zondag voor 31 oktober (of de dag zelf, als het op een zondag valt) heet Reformatiezondag. 

 



1st performance (BWV 80a): March 15,1715 - Weimar
2nd performance (BWV 80b): 1728-1731 - Leipzig
3rd performance (BWV 80): 1735-1740 - Leipzig 

Ein feste Burg ist unser Gott BWV 80

Een herziene versie van een stuk geschreven rond 1715 in Weimar horen we later in Leipzig en dan ter gelegenheid van de dag van de Reformatie. Het betreft cantate BWV 80 die in die eerdere versie, bedoeld voor een gewone zondag, handelt over de strijd tussen God en de satan. Dat stuk bevat reeds het bekende Lutherkoraal 'Ein feste Burg' en dat maakt het logisch dat Bach, praktisch als altijd, het later hergebruikt voor het feest van de Reformatie. Aanvankelijk doet hij dat in een nogal eenvoudige vorm met een simpel openingskoraal, later wordt het werk opnieuw gearrangeerd en verder uitgebreid en dat is de versie die we nu altijd horen.

 

Een imposant werk is het zeker. Aria's, recitatieven en een duet vinden een plek binnen een raamwerk van twee koralen: een krachtig fugatisch koor wat de goddelijke heerschappij over het universum symboliseert (de opening) en een sobere harmonisatie van Luther's koraal (het slot) met ergens halverwege deze reis tumultueuze zestienden vanuit het orkest die de duivels representeren op weg om zondaars te verteren. 

 

Und wenn die Welt voll Teufel war....

 

Het kan niet anders; deze cantate moet op de kerkgangers in Leipzig een overweldigende indruk gemaakt hebben. De woorden en de melodie van het dan al 200 jaar oude Luther-lied 'Ein feste Burg' is bij hen overbekend. En Bach zorgt ervoor dat die klanken tijdens de hele cantate uit alle hoeken en gaten tevoorschijn komen. Het blijft steeds een verassing op welke manier dat gebeurt en hoe het wordt gecombineerd met Bach’s eigen melodieën en met de tekstfragmenten die aan ‘t kerklied zijn toegevoegd.

 

In het openingskoor beleven we als het ware de bouw van een klank-kathedraal vanaf de fundamenten tot aan ‘t dak. Een instrumentale inleiding horen we hier niet, niets van dat al. Totaal onvoorbereid werpen de tenoren zich in deze strijd.

 

Ein feste Burg ist unser Gott

 

Een verontrustende start van deze cantate, energieke woorden gekoppeld aan een hectische melodie. Telkens begint één stemgroep met een thema, dat meteen door anderen wordt overgenomen en verder uitgebouwd. Herkenbare thema’s van het koraal gaan estafettegewijs op weg langs zes partijen; eerst de vier koorstemmen, dan in hoge ligging bij de hobo’s en tenslotte zeer laag in ‘t orgel. De robuuste en vertrouwen wekkende tekst klinkt ferm en strijdbaar.

 

Ein gute Wehr und Waffen

 

Het is of Luther's Reformatie zich een weg baant door het Europa van de achttiende eeuw. Er moet blijkbaar iets overwonnen worden, zoveel is duidelijk. We horen dat in het orkest dat met snelle en hectische noten de onvastheid en de verwarring van het dagelijkse leven verbeeldt.

 

Der alte böse Feind, auf Erd ist nicht seinsgleichen

 

De hymne duikt op in drie van de zeven delen. Bach kan natuurlijk rekenen op de de bekendheid met dat lied bij zijn luisteraars en ze uitdagen om de fragmenten op te pikken uit ornamentele versieringen in de andere delen.

 

 

 

Van deze bekende cantate hoeft de lof nauwelijks gezongen te worden. Vanaf dat monumentale openingskoor tot aan het sublieme duet neemt de grote Bach je mee in een wervelwind van superieure muziek waarin alle vuisten gebald worden om de duivel te lijf te gaan. Deze cantate vond ik persoonlijk één van de mooiste, zo niet de allermooiste. Later is het juist de cantate waar ik het eerst het gevoel krijg er wat op 'uitgeluisterd' te zijn, misschien juist omdat hij zo goed in 't gehoor ligt.

 

Maar hoor ik hem live op hervormingsdag 2004 in de Westerkerk dan blijkt; ik ben hier helemaal niet op uitgeluisterd. Dit is namelijk heel erg mooi. Vergelijken wat de mooiste uitvoering is levert per onderdeel een heel verschillend beeld op. Het tempo varieert sterk, Rilling doet het wat dat betreft verkeerd. Bij Harnoncourt is daar opnieuw het wat 'snauwerige' zingen in dat koor maar dan; wat een mooie jongenssopraan horen we hier. Maar eigenlijk is de mooiste uitvoering, deze hier in de Westerkerk. 

 

In 2010 klinkt hij opnieuw in de Wester. Zondag, hervormingsdag, de dag na de pro- en contra Wilders demonstraties. Even een sfeerbeeld, even de correspondentie hierover met Wies Zwart::

 

 

From: "Johan Nieuwkerk" <njohan@xs4all.nl>

To: "Wies Zwart" 

Sent: Saturday, October 30, 2010 3:42 PM

 

En de demonstratie hier voor de deur is succesvol. Sympathiek.

JJ

 

Anti Wilders naar ik aanneem?

Met vriendelijke groet,

Wies Zwart

 

Van:   njohan@xs4all.nl

Onderwerp: BWV 80!

Datum: 31 oktober 2010 21:25:48 GMT+01:00

 

Zeer anti! Je kon het zien op de buis. En nu ben ik terug uit de kerk. Het was net als elk jaar met hervormingsdag mooi. Pa is gestorven, deze week vijf jaar geleden.

'Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt.
De nacht valt in, waarin geen licht meer straalt'

 

JJ

 

Ik denk dat vanaf nu deze kerkdienst een sterk beladen bijeenkomst wordt. Eind oktober, vroeg donker, herdenking van de doden, hervormingsdag, een cantate die bij dat alles past. Ik denk aan Christ Bolders. Die zou genieten van deze kerkdienst. Ik denk aan Robert, die is nu in San Diego. Typisch; de sterfdag van mijn vader weet ik precies, van mijn moeder en mijn broer weet ik dat niet. Pa is voor altijd verbonden aan deze dag. De laatste zondag in oktober. 

 

 

Tekst na raadpleging M. v. Egmond/ A. Dürr

Nun danket alle Gott BWV 192



De kerkmuziek van J.S. Bach geniet grote bekendheid. Er zijn cantatediensten, er zijn uitvoeringen in concertvorm, maar zelden horen we het rijke kader waarin de kerkmuzikale composities van Bach geklonken hebben. In de tijd van Bach duurde een kerkdienst 3 tot 4 uur. Zeker op feestdagen was het een viering waarbij de muziek een zeer prominente plaats innam. De diensten werden vormgegeven volgens de Lutherse traditie van die tijd. Luther had, ook in het vieren van de lithurgie, een groot aantal hervormingen doorgevoerd. Zo componeerde hij liederen die door de gemeente werden gezongen (koralen) en hij voerde de landstaal in. Maar anders dan bij de reformatie in Nederland bleven veel elementen uit de rooms-katholieke mis gewoon gehandhaafd. Er werd veel gereciteerd (gezongen lezingen en gebeden) en sommige onderdelen van de dienst klonken in het Latijn. 

 

Bach hanteerde nog altijd dit Lutherse stramien maar voerde daarbij ook steeds een recent gecomponeerde cantate uit. En hij greep terug op eerder door hem geschreven werk of muziek van andere componisten. Naast bijdragen van professionals en geschoolde amateurs is er de gemeentezang die een belangrijke plaats inneemt. Onduidelijk is hoe de koralen werden gezongen. Wel weten we dat tijdens Bach’s kantorschap in Leipzig een verandering plaatsvond van onbegeleide naar begeleide gemeentezang. Het tempo van het zingen lag veel lager dan we nu gewend zijn en als er begeleid werd klonk tussen elke koraalregel een tussenspel. Vierstemmige koraalzettingen werden gezongen door het koor maar het is zeer waarschijnlijk dat de gemeente de bekende liederen meezong.

 

Op zondag 22 september 2013 kunnen we in de Waalse Kerk in Amsterdam een reconstructie meemaken van een kerdienst zoals die mogelijkerwijs heeft plaatsgevonden op 31 oktober 1730 te Leipzig, de viering van het Reformationsfest. Een zeer uitgebreide viering waarbij de cantate slechts een bescheiden onderdeel is van dat geheel. De dienst begint met een preludium voor orgel en vervolgt met het koraal “Herr Jesu Christ dich zu uns wend” waarbij de verschillende onderdelen beurtelings meerstemmig en eenstemmig worden gezongen door koor en gemeente. Na opnieuw een preludium voor het orgel volgt dan een korte mis voor koor en solisten. De zegen wordt uitgesproken (ik moet eigenlijk zeggen hij wordt gezongen door de voorganger), er wordt een Epistellezing gedaan (opnieuw gezongen door de voorganger) waarna een preludium door het orgel “Ein feste Burg ist unser Gott” voorafgaat aan het gelijknamige koraal, ook nu weer beurtelings gezongen door koor en gemeente. Hierna volgt een Evangelielezing door de voorganger (gezongen) waarna het tijd is voor de cantate “Nun danket alle Gott” die nog wordt ingeleidt door een preludium voor het orgel.

 

Op dit punt aangekomen, de cantate is zojuist beëindigd, zijn we zo'n anderhalf uur onderweg op het traject van deze ‘reconstructiedienst’. Zijn we nu halverwege? Wat hierna volgt is de z.g. prefatie (de inleiding van het eucharistisch gebed), een sanctus, gezongen door het koor, Het ‘Onze vader’ (gereciteerd door de voorganger), de musica sub communione (muziek voor bij het avondmaal), een 'Agnus Dei', een dankgebed en tot besluit de hymne 'Allein Gott in der Höh sei Ehr’ ook nu weer voorafgegaan door een preludium. 

 

De dienst duurde al met al geen 3 of 4 uur maar 2 uur en 7 minuten. Zeker, een zeer, zeer uitgebreid programma maar door ons aller actieve deelname is dit ook voor de mens van de 21e eeuw een aanvaardbare lengte. 

 

 

 

Nun danket alle Gott

Het eerste deel van deze korte cantate is een koraalfantasie, vakkundig gemaakt, onconven-tioneel. Tweemaal verlaten de sopranen hun hoofdfunctie om het bekende danklied ‘Nun danket alle Gott’ te intoneren; ze schakelen om en worden op dat moment een integraal onderdeel van het vier-stemmige koraalpatroon. Intussen spelen de instrumenten groepsgewijs (fluiten, hobo’s en strijkers) maar thematisch onafhankelijk van elkaar en gaan vervolgens verbindingen aan in concertante dialogen. Maar Bach is blijkbaar niet tevreden met het gescheiden optrekken van vocale en instrumentale stemmen en hij weeft ze dooreen en als alles gedaan lijkt en goed is en de laatste woorden van de hymne zijn gezegd brengt hij plots het koor terug voor een finale uitroep boven de laatste maten van het orkest uit. 

 

Vervolgens is het fascinerend hoe Bach de metrische regelmaat van de hymne nu voor solostemmen toonzet in het bas-sopraan duet (2) met behulp van zeer subtiele variaties en herhalingen van het materiaal. Maar hij bewaart zijn beste muziek voor de derde strofe, een geparafraseerde lofzang is het, hier getoonzet als een wat zangerige gigue. Het is beslist een niet zo verre neef van de gigue in D die zijn derde orkestsuite besluit. Critici noemen dit deel ongeschikt voor zo’n nationale triomfdag als Reformatiedag waar de cantate voor bedoeld zou zijn. Maar je kunt het ook zo zien dat in dit laatste deel op vreugdevolle wijze het juk wordt afgegooid, dat bereikt is dankzij Luther’s Reformatie.

 

 

Bronnen; Klaas Stok, John Eliot Gardiner

 

Stretto - In een fuga is een stretto een gedeelte waar de diverse stemmen (de dux en/of comes) het hoofdthema versneld achter elkaar inzetten, alvorens dit thema in een stem volledig is geëxposeerd, waardoor de structuur gedrongener wordt. Dit type stretto geeft spanning, en vindt dikwijls plaats tegen het einde van de fuga alvorens de slotgroep met inzetten plaatsvindt, of juist als onderdeel van die slotgroep. Zeer vele fuga's van Johann Sebastian Bach bevatten stretti.

 

Obligaat (Ital.,: obligato) - Een instrumentale stem in een muziekstuk die essentieel tot de compositie behoort, dus niet weggelaten kan worden zonder dat men daardoor afbreuk doet aan het karakter van de compositie, bijv. aria's van Bach met obligaat viool, fluit of hobo. Het tegenovergestelde van obligaat is ad libitum

 

Ritornello - (Italiaans; in het Frans: ritournelle of Duits: Ritornell) in de muziek een terugkerend  instrumentaal thema of refrein of een terugkerende instrumentale themagroep. De oorsprong ligt in de Italiaanse muziek. Met name in de barokmuziek van de 17e en 18e eeuw komt een dergelijk ritornello dikwijls voor als omlijsting van grotere vocale werken. Ook wordt het ritornello als voor-, tussen- of naspel gebruikt. Bach doet dit veelvuldig als methode om koraalzinnen motivisch bij elkaar te houden.