Anhalt-Köthen (1717-1723)

 

In 1717 wordt Bach kapelmeester aan het Hof van de muziekminnende vorst Leopold van Anhalt-Köthen (1694-1728) in diens vorstendom Anhalt-Köthen. Tegenover Weimar betekent dit een verdubbeling van zijn bezoldiging. Zijn salaris is nu even hoog als dat van de hofmaarschalk, de op een na hoogste functionaris aan het Hof. De aanstelling betekent een radicale breuk met de functies die Bach tot dan toe heeft uitgeoefend. Het Hof te Köthen is calvinistisch, zodat er geen plaats is voor een 'gereguleerde' kerkmuziekpraktijk naar Lutherse opvatting. Van hofkapelmeester Bach wordt verwacht dat hij zich toelegt op wereldlijke muziek als concerten, feesten en speciale gelegenheden zoals de verjaardag van de prins. Bach krijgt de leiding van een klein (uit 17 musici bestaand) beroepsensemble van een zeer hoog muzikaal niveau. In de zes jaar die hij in Köthen werkt, schrijft hij voornamelijk stukken voor kamerorkesten en solo-instrumenten; 'pour le divertissement et le plaisir' van vorst Leopold, diens hof en de hovelingen.

 

Maar dan rijzen voor Bach problemen die de drang om te  zoeken van een nieuwe betrekking doen toenemen. Allereerst huwt prins Leopold in 1721 een vrouw met een beduidend andere, 'lichtere' muzikale smaak. Dit doet de belangstelling van de vorst voor Bachs kunst afnemen. Bovendien moet het vorstendom - dat formeel onder Pruisen valt - bijdragen aan de financiering van het Pruisische leger. Daarom wordt er gesnoeid in de kosten van de hofcultuur. Bovendien begint Bach uit te kijken naar een geschikte plek voor het voortgezette en universitaire onderwijs van zijn opgroeiende zonen Wilhelm Friedemann en Carl Philipp Emanuel. En zo, nadat hem in 1722 het overlijden ter ore komt van Johann Kuhnau, de Thomascantor (degene die verantwoordelijk is voor de muziek van de twee hoofdkerken van Leipzig, muziekles geeft aan de Thomasschule en leiding geeft aan het Thomanerchor) besluit hij naar deze vacant geworden positie te solliciteren. Voor het eerst na zes jaar schrijft hij een cantate. Twee zelfs, zijn 'auditie' voor Leipzig.

 

(Wikipedia)


Cantates uit de periode Anhalt-Köthen

 

Jesus nahm zu sich die Zwölfe BWV 22

Du wahrer Gott und Davids Sohn BWV 23